Schiet jouw kind ook volledig in de stress wanneer er een toets aankomt of wanneer het een spreekbeurt of boekbespreking moet houden? Vooral tijdens de Cito-periode ervaren veel kinderen enorme stress. Waar komt dit vandaan en hoe ga je hier mee om?
Ondanks dat je er thuis misschien wel helemaal geen druk op legt en niet bespreekt met je kind waarom toetsen belangrijk zijn, voelen ze dit toch haarfijn aan. Ik heb de kinderen in mijn klas (groep 7) eens gevraagd waarom zij denken dat er getoetst wordt. Het eerste wat ze zeiden was: ‘Omdat dit bepaalt naar wel niveau we op het Voortgezet Onderwijs gaan en voor het rapport.’ Poeh, als je denkt dat de toets die voor je ligt, bepaalt of je een goed rapport krijgt of naar welk niveau je gaat, begrijp ik waarom er zoveel kinderen in de stress schieten.
Hoe kun je je kind hier nu het beste in begeleiden? En waar komt (faal)angst nu eigenlijk vandaan? Door alle gedachten die kinderen hebben kunnen ze zichzelf aardig in de put praten. ‘Ik kan het niet’, ‘Straks lachen ze me uit’, ‘Ik ben hier slecht in’, ‘Ik kan het toch niet’. Gedachten komen niet vanzelf in je hoofd. Jij maakt je eigen gedachten door alles wat je hoort van anderen en meemaakt. Wanneer je dingen ziet, voelt, hoort, ruikt of proeft, komt de gedachte die je toen had weer terug. Soms herinner je je geen gedachte, maar alleen een gevoel bij iets dat je hebt gezien, gevoeld, geproefd of geroken. Als je bijvoorbeeld een keer een toets heel moeilijk vond en een slecht cijfer had en je krijgt de volgende keer weer een toets kun je de gedachten hebben, ‘Dit kan ik niet, ‘Het is te moeilijk’, De vorige keer lukte het ook niet’. Sommige kinderen hebben deze gedachten niet maar krijgen lichamelijke klachten zoals buikpijn, misselijkheid en/of hoofdpijn. Vaak zonder dat ze weten waar het aan ligt. Ze voelen zich gewoon ziek en koppelen dit niet aan de toets die ze moeten leren of maken. Soms herinner je je nog wel een vervelend gevoel, maar weet je niet meer wat de gebeurtenis is geweest.
(faal)Angst zegt iets over hoe je je voelt. Je gevoel wordt altijd beïnvloed door gedachten die je hebt. Het begint met een gebeurtenis of een situatie die je meemaakt. Je hebt hier een gedachten bij. De gedachte bepaalt hoe je je voelt en wat je vervolgens doet. Sommige kinderen krijgen eerst een gevoel en daarna een gedachte. Op het gedrag komt een reactie van je omgeving. Dit noemen we ook wel de 5 G’s.
Bijvoorbeeld:
Luca moet een toets maken -> hij denkt dat hij het niet kan, ‘Wat zullen andere kinderen, juf, meester, mijn ouders wel niet denken’. -> hij wordt onzeker -> hij vult gewoon maar wat in op de toets want hij kan het toch niet -> hij heeft een onvoldoende.
Als je weet wat je denkt, kun je deze gedachte veranderen. Zo heb je invloed op wat je gaat voelen. Je hebt twee soorten gedachten. Piekergedachten en helpende gedachten. Piekergedachten zorgen ervoor dat je je bang voelt en niets durft. Helpende gedachten zorgen ervoor dat je je goed voelt en dingen durft te proberen.
Als je weet dat je kind iets spannends moet doen check dan bij je kind hoe het zich voelt en welke gedachten hij hierbij heeft. Probeer samen eens zoveel mogelijk helpende gedachten te bedenken. Helpende gedachten beginnen altijd met het woordje ‘ik’ en het woord ‘niet’ mag niet gebruikt worden. Misschien ken je het voorbeeld: ‘Denk NIET aan een roze olifant’. En waar denk je dan aan? Juist, aan een roze olifant. Voorbeelden van helpende gedachten zijn: Fouten maken hoort bij het oefenen en leren, ik heb vertrouwen in mezelf, alles gaat voorbij, ik mag om hulp vragen, gisteren is voorbij; vandaag maak ik een nieuwe start, ik mag iets niet kunnen.
Je kunt ook het spel ‘Helpende gedachte’ kopen. Dit zijn 55 kaartjes waar alleen maar helpende gedachten op staan. Trek ’s ochtends samen eens een kaartje en bespreek hoe deze gedachte je kan helpen. En hoe heeft deze gedachte aan het eind van de dag geholpen?
Een leerling kwam eens bij me met zijn broodbakje. Haar ouders hadden in het broodbakje een succesbriefje met een helpende gedachte opgeschreven omdat ze wisten dat ze een spreekbeurt moest geven en dat ze dit spannend vond. Ze heeft de rest van de dag het briefje op tafel gehouden en vond dit zo fijn. Hierdoor durfde ze het gewoon te doen. Na die tijd vroeg ik aan haar wat maakte dat je het toch durfde? En haar antwoord was: ‘Ik wist dat mijn ouders aan mij dachten en wisten dat ik het kon en daardoor deed ik het gewoon.
De piekergedachten zullen niet zomaar verdwijnen, maar door te oefenen, zal je kind leren deze piekergedachten niet al te serieus te nemen en zal het met meer zelfvertrouwen hetgeen aangaan wat het lastig vindt. Hoe fijn is het om te weten dat je iets niet mag kunnen!
Gun je je kind ook meer zelfvertrouwen en dat het leert omgaan met stress? Maak dan eens een afspraak bij Sterke Jerke kindercoaching. Vaak zie ik dat kinderen na +- 5 sessies al zoveel meer zelfvertrouwen hebben. Ik leer de kinderen hoe ze het beste met stress en prestatiedruk om kunnen gaan. Nieuwsgierig? Neem gratis en vrijblijvend contact op via info@sterkejerkekindercoaching.nl